De autonomie van een leerkracht is een mythe
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen “de autonomie van een leerkracht is een mythe” (Hattie, 2016). Een leerkracht heeft niet de vrijheid om op intuïtie of op gevoel zijn vak uit te oefenen. Hij heeft niet de ruimte om zijn eigen onderwijs in te richten, zoals hij denkt dat dat moet. Het leraarschap is een vak. Er zijn dingen die een leerkracht wel en er zijn dingen die een leerkracht niet moet doen.
Een logische vraag is dan, wat is goed leraarschap? Hoe moet het professioneel handelen van een leerkracht eruit zien? Mijn antwoord op deze vraag is drieledig. Een leerkracht moet zijn handelen baseren op dat wat we uit onderzoek weten over ontwikkeling, hij moet zijn handelen baseren op dat wat we weten over wat werkt en hij moet kritisch zijn op zijn eigen professioneel handelen.
Laat ik een voorbeeld geven. Een leerkracht van groep 3 die kinderen leert lezen, moet weten hoe de leesontwikkeling van jonge kinderen eruit ziet. Vervolgens moet hij kunnen bepalen waar de kinderen zich bevinden in dat ontwikkelproces. Zo zullen bijvoorbeeld de meeste kinderen die net in groep 3 zitten, nog moeten leren om middels de elementaire leeshandeling korte klankzuivere woorden te lezen. En zullen de meeste kinderen aan het eind van groep 3 vooral moeten leren om een tekst vloeiend te lezen. Op basis van deze kennis en hoge realistische verwachtingen, bepaalt de leerkracht de doelen voor zijn les(sen),
Vervolgens moet een leerkracht de juiste handelingen uitvoeren. Daarvoor heeft hij kennis nodig over dat wat uit onderzoek bekend is, over wat wel en niet werkt. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk dat de leerkracht expliciete instructie geeft, de kinderen veel laat lezen en schrijven en moet leerkracht de leeshandeling dagelijks voordoen. Hij moet de tijd die hij aan het leesonderwijs besteedt zo effectief mogelijk gebruiken (en de kinderen dus alleen dat laten doen waarvan we weten dat het werkt).
Als laatste is het van belang dat een leerkracht reflectief en kritisch is op zijn eigen handelen. Dat hij nagaat of dat wat hij wilde bereiken, ook echt door de ingezette activiteiten bereikt is, om daar vervolgens zijn handelen weer op af te stemmen. Met andere woorden een leerkracht moet steeds bereid zijn om op zoek te gaan naar het vergroten van de eigen kennis en het verbeteren van zijn eigen handelen.
Kortom: Het leraarschap is een vak, dat niet gebaseerd is op intuïtie en gevoel. Het is een vak waarin een leerkracht zijn professioneel handelen baseert op kennis over ontwikkeling en effectieve didactiek en waarin een leerkracht kritisch is op zijn eigen handelen. Want alleen dan wordt er een context gecreëerd waarin kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen.